De historicus Justin McCarthy schijnt al zijn lezingen op dezelfde manier te beginnen. Het zou geen makkelijk onderwerp zijn, het zou pijn doen, maar het zou noodzakelijk zijn om de feiten die hij aankondigt onder ogen te zien, zo vertelt hij zijn publiek. Maar het is niet de genocide op honderdduizenden Armeniërs die McCarthy pijnlijk vindt. Die heeft volgens hem nooit plaats gevonden. Wat daarover beweerd wordt bestaat in zijn ogen vooral uit leugens. Documenten die bewijs leveren noemt hij met gemak vervalsingen. Het merendeel van zijn collega’s liegt ons maar wat voor. Dat is de ‘verschrikkelijke’ boodschap van McCarthy.
Met de in elkaar gedraaide theorieën (hier in de Volkskrant) van de man maakte de de International Association of Genocide Scholars al in 2006 in een open brief korte metten, evenzo met het feit dat deze professor tegen betaling in het belang van het genocide-ontkennende Turkije blijft handelen, en daarmee diens eenzijdige en onjuiste geschiedenisinterpretatie in stand houdt.
McCarthy is onder vakgenoten bijna overal ter wereld als pseudo-wetenschapper en demagoog verguisd, behalve in Turkije, waar hij door vastgeroeste Turks-nationalisten op handen wordt gedragen. De Turkse overheid huurt Justin McCarthy dan ook veelvuldig in voor het voeren van ontkennings-propaganda in binnen- en buitenland. Zo hield hij in 2005 een voor nabestaanden uiterst kwetsende rede met de titel ‘The Armenia-Question’ (pdf) voor de nationale assemblee van Turkije. Ook maakte hij een ontkenningstoer door Duitsland, die volgens kwaliteitskrant FAZ door Turkije was betaald, en hij hield nog onlangs in Canberra, Australië een lezing (video) waarbij de Turkse ambassade betrokken was.
‘Wij hebben niks met Ankara’
Nu is er commotie ontstaan over een door studentenvereniging Anatolia aangekondigde lezing door McCarthy op 24 april, de internationale dag van het herdenken van de volkerenmoord op de Armeniërs. De studentenclub stelt de man geheel op eigen kosten te hebben uitgenodigd. Dat lijkt zeer onwaarschijnlijk.
Mede-organisator van de lezing is het een half jaar geleden opgerichte Centre for Public Debate in Den Haag. Een club die zich officieel ten doel stelt constructieve ‘objective debatten gerelateerd aan de Turkse diaspora’ te bevorderen, en zich te richten ‘op een vreedzame en harmonieuze maatschappij’. Het zijn mooie praatjes voor de buitenwereld. De debatstichting is diep ingebed in een netwerk van door Turkije aangestuurde organisaties en personen met harde rechts-nationalistische tendensen.
Een interviewer van Demet tv ontlokt voorzitter Mehmet Emin Ates dan ook ineens hele andere uitspraken. Hier is het doel ineens om alle Turks-Nederlandse organisaties zoveel mogelijk achter één gezamenlijk standpunt te krijgen. Dat kan op die manier dan veel duidelijker aan de Nederlandse samenleving kenbaar gemaakt worden. Op vragen naar mogelijke financiering vanuit Ankara reageert de voorzitter ontkennend.
Alle koppen dezelfde kant op
Ook de andere organisaties die in hetzelfde pand als Centre for Public Debate in Den Haag gevestigd zijn, hebben de Turkse identiteit hoog in het vaandel staan. Zo zit hier het Turks Museum Nederland dat zich voornamelijk turkstalig presenteert, en daarnaast de ‘National Assembly of Turkish-Dutch students’ (NATDS), die zich opwerpt als landelijk belangenbehartiger voor de Turks-Nederlandse student. De leden bestaan uit meer of minder Turks-islamitische rechts-nationalistische studentenverenigingen als Studentenvereniging Eurasia, Stichting NBA, studentenvereniging Mozaïk, The Turkish Student Association, Usküdar Studenten, Turkse Student Nederland, de aan Milli Görüs verbonden Studentenunie Nederland , en de Turkish Dutch Leadership Society.
Linkse, liberale, of aan de Gülen-beweging verbonden studentenclubs ontbreken in deze koepelorganisatie die wel stelt ‘een brede en diverse groep Turks-Nederlandse studenten met verschillende ideologieën, opvattingen en achtergronden te verenigen en te vertegenwoordigen’.
Turks nationalistisch sentiment
Hoewel het naar buiten toe zeker niet wordt benadrukt, vormt het Turks-nationalistische sentiment ook bij SV Anatolia een factor van belang. De vorige voorzitter Mehmet Akkoc (hier in de hoofdrol in een promotiefilm) was als Erdogan- en AKP-sympathisant geregeld in de media te horen, zoals in deze uitzending van Pauw (video) waarin hij lijnrecht tegenover een anti-nationalistische Özcan Akyol staat. Akkoc hoort ook bij het selecte groepje dat Turkse leiders als Erdogan bij staatsbezoeken even de hand mag komen schudden (video).
Zijn AKP-sympathieën hebben de voormalig studentenvoorzitter geen windeieren gelegd. In 2013 werkte hij als projectleider voor de Union of European Turkish Democrats (UETD), een vanuit Erdogan’s AK-partij opgerichte netwerkorganisatie met vertegenwoordigingen in heel Europa. Hij bouwde de afdeling België mee op.
Tegenwoordig is Akkoc naast zijn werk als trainee bij ABN-AMRO ook projectcoördinator bij Türkevi, een rechts-nationalistische Turks-culturele vereniging die zich tegenwoordig graag als Research Center presenteert. De oorspronkelijke oprichter, de Turkse Nederlander Veyis Güngör is inmiddels tot voorzitter van UETD Nederland gepromoveerd, en heeft regelmatig contact met regeringskringen in Ankara.
In mei 2014 nam Akkoc nog samen met Güngör deel aan de conferentie ‘World Turkic Forum’ in Edirne, een jaarlijks in Turkije gehouden forum voor ‘leiders’ die de Turkse regering geschikt acht om -door Ankara geïnstrueerd- de Turkse ‘diaspora’ aan te sturen. Een programma-onderdeel waarop de deelnemers vorig jaar in Edirne werden klaargestoomd heette ‘Historical View of Turkic-Armenian Relations from Ottoman Empire to Republic of Turkey’. Hoofdspreker over dit onderwerp was de bewuste Justin McCarthy.
Akkoc stopte zo’n twee jaar geleden bij Anatolia, en zit nu in het bestuur van het prestigieus ogende Agora Network, een samenwerking van een aantal grote bedrijven als ABN AMRO, Delta Lloyd, EY, ING, NS, PostNL, PwC en UWV die meer diversiteit binnen de organisaties moet bereiken.
Vice-voorzitter is adviseur van Turks ministerie
Een andere directe lijn naar Ankara loopt via Ejder Köse, de vice-voorzitter van het ‘Centre for Public Debate’. Köse is een zeer succesvol advocaat, gespecialiseerd in inburgerings- en immigratierecht. In 2005 voerde hij een proces tegen de EU waarin hij overtuigend aantoonde dat voor de strenge inburgeringseisen aan Turken een wettelijke basis ontbrak.
Ook Köse zit politiek in de rechtse Turks-nationalistische hoek. Maar dat weerhield hem er niet van om zich bij de provinciale statenverkiezingen 2011 voor D66 kandidaat te stellen, de partij die hij koos vanwege ‘de genuanceerde migrantenpolitiek’. Zijn verkiezingsbelofte was het zich ‘op provinciaal niveau inzetten om verdere polarisatie in de samenleving tegen te gaan’. Stemmen zocht hij blijkbaar vooral in de Turks-conservatieve hoek. Zo deed hij op campagne onder andere Ahmet Akgündüz, de rector van de Islamitische Universiteit aan, en bezocht hij de Gültepe-moskee in Rotterdam. In Ankara vielen zijn activiteiten in de smaak. Köse werd in 2012 als één van de vier Nederlandse vertegenwoordigers in de adviesraad van het ‘Departement voor Turken in het Buitenland en Gerelateerde Gemeenschappen benoemd’, in gewone taal een Turks ministerie dat zich richt op Turken in het buitenland. Uitgesproken doel daarbij is het verenigen van deze groep en het behouden van de Turkse identiteit. In verband met deze taak reist Köse voor ruggespraak regelmatig naar Ankara.*
De kantoorvilla is door Ankara betaald
Advocaat Köse is tegenwoordig telkens weer prominent actief in controversiële kwesties die Turkije hoog opneemt, zoals de Yunus-kwestie over pleegzorg of het Motivaction onderzoek van vorig jaar. Hij treedt op namens diverse Turks-Nederlandse organisaties, waaronder de door hemzelf opgerichte Turkse Juristenvereniging Nederland. Hun standpunten komen opvallend vaak overeen met wat Ankara roept. In eigen kring schijnt Köse zelf van integratie niet al te veel te houden. In zijn advocatenbureau werken alleen juristen met een Turkse achtergrond.
Miljoenen dollars van Ankara naar ngo’s in het buitenland
Het departement voor Turken in het buitenland lijkt jaarlijks zo’n 25 miljoen dollar aan buitenlandse ngo’s te kunnen besteden*. Door een organisatie die lobby voerde voor Turkse pleegzorg in Nederland werd Turkse financiële steun al eerder bevestigd. Of de komst van Justin McCarthy naar Nederland alleen door de organisatoren van de dubieuze lezing is gefinancierd of door Ankara is gesubsidieerd zal vermoedelijk niet boven water komen. Wel is een ander zeer vermogend Turks ministerie direct en indirect bij de uitnodigende organisaties betrokken, en gaat daarbij opvallend onorthodox te werk.
Het pand aan de Scheveningseweg 15, schuin tegenover het Vredespaleis, waar in 2014 het ‘Centre for Public Debate‘ en de overkoepelende studentenorganisatie van onder andere SV Anatolia werden gevestigd, is in 2013 aangekocht door Islamitische Stichting Nederland (ISN) alias Diyanet Nederland, dat direct wordt aangestuurd en gefinancierd door het Turkse ministerie voor religieuze zaken in Ankara.
* In De Groene beschreef Froukje Santing ‘De lange arm van Ankara’
De aankondiging van de door SV Anatolia georganiseerde lezing met sponsoren ABN-AMRO, Amsterdam Business, Stibbe, Linklaters en Allen & Overy